Hier is de samenstelling van mijn Muzo-koffer met alle methodieken erbij. Sommigen geïllustreerd door een accessoire. Hopelijk kunnen jullie hier ook ideetjes uit halen.
1.
|
Het thermometertrekken
|
Benodigdheden:
|
-
Thermometers
|
Gebruik:
|
Je geeft iedereen in de klas een thermometer. Dan geef je aan de
kinderen een stelling omtrent de les die net afgelopen is, de leerlingen
mogen dan aangeven aan de hand van hun thermometer of ze hiermee akkoord gaan
of niet akkoord gaan. De leerlingen tonen dit dan aan de hand van hun
thermometer, als ze de temperatuur hoog zetten, gaan ze akkoord. Wanneer de
temperatuur laag is, gaan ze niet akkoord. De leerkracht stelt bij elke
situatie enkele vragen aan de leerlingen over de ‘waarom’ van hun handelen.
|
2.
|
De kritische hoeden
|
Benodigdheden:
|
-
Kleurenkaartjes
-
Kleurenhoeden
|
Gebruik:
|
De kinderen krijgen per 5 een aantal kaartjes op de bank, de kaartjes
liggen met de witte kant naar boven. Dan mogen de leerlingen één voor één een
kaartje kiezen (de jongste begint en zo verder tot de oudste). Wanneer ze een
kaartje gepakt hebben, pakken ze de hoed die in de dezelfde kleur is als het
kaartje. Op dit hoedje staat dan een vraag die zij moeten beantwoorden in
verband met de voorbije les.
|
3.
|
De gevoelskaartjes
|
Benodigdheden:
|
-
Kleurenkaartjes
|
Gebruik:
|
Op de bank van de leerlingen liggen enkele kleurenkaartjes. Je vraagt
de leerlingen of ze een kaartje willen kiezen dat volgens hen momenteel bij
hun gevoel past. Na het kiezen vraag je aan de leerlingen waarom ze die kleur
nu eigenlijk genomen hebben. Hieruit kan je verder werken naar de vragen over
het verband tussen hun kaartje en hun proces tijdens de muzo-les.
|
4.
|
De vragendobbelsteen
|
Benodigdheden:
|
-
Grote dobbelsteen
|
Gebruik:
|
Om te bepalen op wat voor een evaluatievraag de leerlingen moeten
antwoorden moet er telkens één van de leerlingen met de dobbelsteen smijten.
Hij/zij moet de vraag die op de bovenkant van de dobbelsteen staat dan
beantwoorden en wanneer dit gebeurt is, mag de volgende met de dobbelsteen
smijten.
|
5.
|
Verplaatsende wasknijpers
|
Benodigdheden:
|
-
Wasknijpers
|
Gebruik:
|
Je leest enkele stellingen voor aan de leerlingen omtrent de les die
net afgelopen is, je geeft hierbij de instructie aan de leerlingen van de
wasknijper naarmate ze meer akkoord zijn met de stelling, hoger op hun
lichaam te hangen. Je zegt hierbij wel dat ze het best niet op een pijnlijke
plaats hangen. Zo kan je enkele vragen stellen waarbij alle leerlingen toch
betrokken zijn. Natuurlijk vraag je ook telkens een ‘waarom’?
|
6.
|
Grote/kleine blazers
|
Benodigdheden:
|
-
Ballonnen
|
Gebruik:
|
Net zoals bij de vorige evaluatietechniek geef je enkele stellingen aan
de leerlingen. Maar hierbij laat je de leerlingen eerst een kleur ballon
kiezen en zeggen waarom ze die kleur kiezen. Naarmate ze meer akkoord zijn,
blazen ze hun ballon meer op en vice versa. Je vraagt ook hier weer naar de
‘waarom’ van de grootte van de ballon.
|
7.
|
De actieve bewegers
|
Benodigdheden:
|
-
Krijtje
|
Gebruik:
|
Je markeert in de klas (of nog liever op de speelplaats als het mooi
weer is), 4 vakken. Daarbij is een – vak, een – – vak, een + vak en een ++
vak. Daarna vraag je aan de leerlingen hoe ze de les beleeft hebben, je kan
dit aan de hand van verschillende aspecten bevragen. Hoe positiever ze de
ervaring vonden, hoe meer naar het ++ vak ze gaan, hoe minder enthousiast,
hoe meer ze naar het – – vak gaan. De leerkracht kan verder vragen stellen
naar gelang waar de kinderen staan.
|
8.
|
Onthullende vliegers
|
Benodigdheden:
|
-
Bladen met vliegerpatronen
-
Touw
|
Gebruik:
|
Je geeft iedereen in de klas een vliegerpatroon. Je zegt niets over
waarom er een vliegerpatroon op staat. Dan vraag je aan de leerlingen iets
specifiek om op te schrijven rond de les op de vlieger in het vak dat de
binnenkant gaat vormen. Nadat iedereen jouw vraag omtrent de les heeft
beantwoord, laat je de leerlingen de vlieger vouwen en een touw aan
bevestigen. Je laat daarna de leerlingen rondlopen met de vlieger en op een
bepaalt moment geef je het teken om de vliegers los te laten. Nadien doe je
één voor één de vliegers ‘open’ en wordt de inhoud gelezen en bevraagd.
|
9.
|
Vuile/propere was
|
Benodigdheden:
|
-
Blad met kledingstukken
|
Gebruik:
|
Iedereen in de klas krijgt een blad met daarop verschillende
kledingstukken afgeprint. Je vraagt aan de leerlingen om op sommige
kledingstukken te schrijven wat ze goed aan de les vonden en nog wel eens
zouden willen doen. Op andere kledingstukken mogen ze dan schrijven wat ze
minder tof vonden en wat ze graag anders zouden gewild hebben binnen de les.
Nadien mogen de leerlingen de ‘vuile was’ in de wasmand smijten en de propere
was, wordt dan mooi opgevouwen en aan de leerkracht gegeven. Wanneer iedereen
dit gedaan heeft, leest de leerkracht willekeurig enkele briefjes voor uit de
vuile was en de propere was. Hierrond kan hij dan een klasgesprek voeren met
de leerlingen en bevragen naar de klassikale mening.
|
10.
|
De bloeiende waterbloem
|
Benodigdheden:
|
-
Papieren bloemen
-
Potje water
|
Gebruik:
|
Je geeft per 5 leerlingen een papieren bloem en in het midden van de
bloem schrijf je wat je wilt bevragen bij de leerlingen. Daarna geef je de
opdracht aan de leerlingen om elk op één blaadje van de bloem hun antwoord op
het centrale begrip te schrijven. Nadien laat je de bloemblaadjes naar binnen
vouwen en leg je wanneer iedereen klaar is, de bloemen in het water. Daardoor
gaan ze opengaan en dan leest de leerkracht voor wat er genoteerd staat op de
bloem.
|
11.
|
Activiteitengedicht
|
Benodigdheden:
|
-
Papier
|
Gebruik:
|
Elke leerling uit de klas krijgt de opdracht om een klein gedichtje te
schrijven over de voorbije les. Zo kunnen ze op een eigen muzische manier aan
de leerkracht en de andere leerlingen duiden wat ze van de les vonden.
|
12.
|
Uitspringende uitspraken
|
Benodigdheden:
|
-
Tijdschriften
|
Gebruik:
|
De leerlingen krijgen de opdracht van te zoeken naar zinnen/uitspraken
en andere boodschappen binnen enkele tijdschriften die vertolken wat zij
willen zeggen over de net beleefde les. Deze knippen ze dan uit en met de
zinnen kunnen ze dan een leuke collage maken om hun idee te illustreren.
|
13.
|
Geven is soms leuker dan krijgen
|
Benodigdheden:
|
-
Papier om te vouwen
-
Papier
|
Gebruik:
|
Elke bank krijgt een bundeltje met daarin het stappenplan om een doosje
te vouwen. De kinderen mogen allemaal een doosje vouwen nadat ze een naampje
uit een doosje getrokken hebben voor wie ze dit doosje gaan maken. In het
doosje steken ze na het maken een boodschap over het werkje van de andere
persoon. Het is wel de bedoeling dat ze telkens focussen op de goede zaken
aan iemands werkje.
|
14.
|
De schildpadschildschrijvers
|
Benodigdheden:
|
-
Geplastificeerd schildpaddenschild
-
Touw
|
Gebruik:
|
Iedereen uit de klas krijgt een geplastificeerd schild op zijn rug
gebonden met een touwtje. De kinderen uit de klas mogen in de klas rondlopen
en op de rug van de andere kinderen dan schrijven wat ze mooi en tof vonden
aan de werkjes van hun medeleerlingen. Nadien mogen de kinderen lezen wat er
op hun schild staat en er een paar dingen uitkiezen die zij vinden dat heel
goed bij hun werkje past.
|
15.
|
Welk dier ben jij?
|
Benodigdheden:
|
-
Diertjes op blad
-
Papier
|
Gebruik:
|
Je vraagt aan de leerlingen welk dier ze linken met zichzelf en waarom
ze dit dier aan zichzelf linken. Je kan dit ook gebruiken bij het stellen van
een vraag en hoe ze zich voelden bij dit aspect, zoals welk dier ze hieraan
linken.
|
16.
|
Gevoelenscollage
|
Benodigdheden:
|
-
Tijdschriften
|
Gebruik:
|
Na een les vraag je aan de leerlingen om een collage van afbeeldingen
te maken die weerspiegelen wat ze tijdens de les hebben ervaren of hoe ze
zich voelden tijdens de les. Vonden ze het leuk of juist helemaal niet?
Nadien bespreek je samen met de leerlingen wat er op hun collage staat en wat
die beelden bij hen oproepen.
|
17.
|
Oorlog der kleuren
|
Benodigdheden:
|
-
Verf in verschillende kleuren
-
Een heel groot papier
|
Gebruik:
|
Op het einde van de les mogen de leerlingen een kleur kiezen waarvan
zij vinden dat deze bij de les past. Daarna geef je hen de opdracht van het
gigantische blad papier te besmeuren met deze verf naargelang ze het een
toffe les vonden of niet. Als ze het niet zo’n toffe les vonden, zal er maar
een sober kunstwerkje verschijnen, vonden ze het heel tof, dan zal het blad
hoogstwaarschijnlijk een gigantisch kunstwerk zijn. Nadien vraag je aan
degene die veel geschilderd hebben waarom ze het leuk vonden en aan de
kinderen die minder schilderden, waarom ze het niet zo leuk vonden.
|
18.
|
Ik ben: ‘EEN AUTO’!
|
Benodigdheden:
|
-
Verschillende autootjes
|
Gebruik:
|
Je legt per tafel enkele autootjes neer en je laat de leerlingen een
autootje kiezen dat zij vinden dat bij hen past. Je laat hen hierover tegen
elkaar vertellen over de reden waarom ze dit vinden of waarom niet. Je kan
dit ook koppelen aan de voorgaande les door te bevragen welk autootje ze
zouden nemen om te linken aan deze les.
|
19.
|
Geven is soms leuker dan krijgen
|
Benodigdheden:
|
-
Papier
|
Gebruik:
|
Elke bank krijgt een bundeltje met daarin het stappenplan om een doosje
te vouwen. De kinderen mogen allemaal een doosje vouwen nadat ze een naampje
uit een doosje getrokken hebben voor wie ze dit doosje gaan maken. In het
doosje steken ze na het maken een boodschap over het werkje van de andere
persoon. Het is wel de bedoeling dat ze telkens focussen op de goede zaken
aan iemands werkje.
|
20.
|
Zappen!!?! (1ste originele idee) (Samen bedacht met Zulaika D.M.)
|
Benodigdheden:
|
-
Afstandsbediening
|
Gebruik:
|
Elke leerling mag de afstandsbediening eens gebruiken om uit te drukken
hoe hij zich bij de les voelde. Hij kan zo drukken op de doorspoelknop om te
tonen dat hij het heel snel vond gaan. Of hij kan drukken op de
terugspoelknop omdat hij het nog eens zou willen doen of omdat hij wil
terugblikken. De pauzeknop kan dan weer dienst doen als knop om ergens bij
stil te willen staan. Wanneer hij dan op de uitknop drukt, wil hij misschien
zeggen dat hij het niet tof vind en wanneer hij op de Play-knop terug duwt, betekent
het dat hij klaar is.
|
21.
|
Wij houden van MINIONS!!! (2de originele
idee)
|
Benodigdheden:
|
-
Minions-sjabloon
|
Gebruik:
|
Je geeft aan elke leerling en blad met daarop het lege
minions-sjabloon. Daarna geef je aan de leerlingen de opdracht om de minion in
te kleuren en te vormen tot hoe zij zich voelden tijdens de voorbije sessie.
Nadien laat je de leerlingen hun minion tonen en vertellen over waarom hun
minion die gedaante heeft aangenomen.
|
22.
|
De tijd vliegt, of draait?
|
Benodigdheden:
|
-
Analoge klok
|
Gebruik:
|
Na de les laat je de leerlingen op de klok tonen hoe zij vonden dat de
les verliep. Ging het snel? Dan mag de leerling snel aan de klok zijn wijzers
draaien. Ging het traag? Dan mag de leerling de wijzers heel rustig bewegen.
Wanneer het volgens hen gewoon verliep, bewegen ze de wijzers op een rustige
maar gezapige wijze.
|
23.
|
Als welke Angry Bird beleef jij de les?
|
Benodigdheden:
|
-
Tekeningen van Angry Birds
|
Gebruik:
|
Je legt de tekeningen van de verschillende Angry Birds op de tafels en
laat de leerlingen kijken naar de welke zij de tofste vinden. Nadien laat je
de leerlingen verwoorden waarom zij deze Angry Bird kozen en niet een andere.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten